Het echte vasten
Geschreven door Reinhold PhilippOp 5 maart is met Aswoensdag de veertigdagentijd begonnen, een tijd van inkeer en bezinning ter voorbereiding op Pasen. In katholieke streken was die inkeer verbonden met een zekere vorm van vasten, van minder en bewuster eten en drinken.
Vasten, in de zin van af willen vallen begint meestal voor de spiegel. Je kijkt in de spiegel naar jezelf en ontdekt, dat je niet meer voldoet aan de strenge schoonheidsidealen van deze tijd, en -nog belangrijker- aan de schoonheidsidealen van jezelf: je vindt jezelf te dik. Misschien omdat anderen het je hebben aangepraat. Maar dat verandert niets aan het feit dat er kennelijk iets moet gebeuren. Er zijn veel mogelijkheden om door onthouding van bepaald voedsel en drank (alcohol) pogingen te doen de overtollige kilo’s kwijt te raken.
Inkeer
In de bijbel dient het vasten een ander doel: het is een manier om tot inkeer te komen. Enkele evangeliën vertellen dat Jezus zich voor zijn eerste optreden in het openbaar veertig dagen terugtrekt in de woestijn. In de roman ‘Het evangelie volgens Pilatus’ speculeert de auteur (Éric-Emmanuel Schmitt) over de woestijnervaringen van Jezus. Hij laat Jezus zelf aan het woord: “Ik ben gevlucht. Ik heb me teruggetrokken in onontgonnen gebied, waar geen mensen wonen, waar nauwelijks bronnen zijn en je niet het risico loopt iemand tegen te komen. In de woestijn wilde ik alleen nog mezelf ontmoeten. Ik hoopte in deze diepe eenzaamheid mezelf te ontdekken. Aanvankelijk vond ik niets. Ik had alleen neutrale gevoelens zoals verveling, vermoeidheid, honger, angst voor de dag van morgen… Maar na enkele dagen, toen het vuil van de laatste weken van me afviel en de sobere levensstijl vat op me kreeg, werd ik weer het kind uit Nazareth: vol levensverwachting, liefde voor het moment, eerbiedige bewondering voor alles wat bestaat.”
Dat is volgens mij een mooie beschrijving van waar het bij het vasten om zou moeten gaan. Na het vasten in de woestijn begint Jezus te verkondigen: “Het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer!” of zoals de Bijbel in Gewone Taal vertaalt: “Gods nieuwe wereld is dichtbij. Dit is het moment om je leven te veranderen!”
Verlangen
De Franse mysticus Antoine de Saint-Exupéry schreef: “Als je een schip wil bouwen, trommel dan geen mensen bij elkaar om voor hout te zorgen, orders te geven en het werk te delen, maar roep in hen het verlangen wakker naar de uitgestrekte, eindeloze zee.” Jean-Jacques Suurmond borduurde ooit op deze gedachte voort in een column in dagblad Trouw. Hij verwijt daarin de kerk, en dus ook ons, precies het tegenovergestelde te doen. De veertigdagentijd, zo stelt hij, is een periode van verstilling om het ruisen van de eindeloze zee, waar de Saint-Exupéry het over heeft, (weer) te kunnen horen. Als je zelf nooit echt iets hebt opgesnoven van de uitgestrekte zee, zegt Suurmond, hoe kun je dan het belang van een schip inzien?
God vinden
Opent het verlangen naar de eindeloze zee ons de ogen voor de ander? Emmanuel Levinas schrijft in zijn gedicht God vinden:
“Tegen mensen die God zoeken, zeg ik:
Ja, jij zult hem vinden, maar bevrijdt eerst de slaven,
kleedt de naakten, voedt de hongerigen,
laat de daklozen binnenkomen in je huis.
Dat de mensen elkaar onderling niet helpen, dat is doodzonde!
De mens die vraagt: ‘God waar bent U?’
weet dat het antwoord van God er niet in bestaat mij te antwoorden,
maar mij terug te sturen naar de ander,
ook al is hij een stoorzender en bij uitstek ongewenst,
de dakloze, die je tapijt bevuilt.”
Is er ook een spiegel voor het bijbelse vasten? Wat zien we, als we -staand voor de spiegel- in plaats van naar ons lichaam naar onze ziel kijken? Is dit dan het moment om ons leven te veranderen?